Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

GLB. Randvoorwaardenkorting. Verzorging ziek of gewond dier. Staat van huisvesting.

Uitspraak



uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 18/64

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 maart 2019 in de zaak tussen Maatschap tussen [naam] , te [plaats] , appellante

(gemachtigde: mr. P. Sipma),

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigde: mr. E.J.H. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 4 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder op grond van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB (Uitvoeringsregeling) een randvoorwaardenkorting van 55% vastgesteld op de aan appellante te verlenen rechtstreekse betalingen voor het jaar 2016.

Bij besluit van 20 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2019. Appellante en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het College gaat uit van het volgende.

1.1

Appellante heeft voor 2016 rechtstreekse betalingen aangevraagd.

1.2

Op 11 februari 2016 hebben toezichthouders van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) een controle gehouden op het bedrijf van appellante. Hiervan is onder meer een rapport van bevindingen, gedateerd 29 februari 2016, en een toezichtsrapport, gedateerd 29 februari 2016, opgesteld. De bij die controle aanwezige toezichthoudende dierenartsen van de NVWA hebben over die controle een veterinaire verklaring, gedateerd 17 februari 2016, opgesteld. Uit het rapport van bevindingen volgt dat op basis van die controle aan appellante acht overtredingen worden tegengeworpen.

1.3

Op 20 april 2016 hebben toezichthouders van de NVWA een controle gehouden op het bedrijf van appellante. Hiervan is onder meer een rapport van bevindingen, gedateerd 20 mei 2016, en een toezichtsrapport, gedateerd 20 mei 2016, opgesteld. Uit het rapport van bevindingen volgt dat op basis van die controle aan appellante acht overtredingen worden tegengeworpen.

1.4

Op 15 juni 2016 hebben toezichthouders van de NVWA een controle gehouden op het bedrijf van appellante. Hiervan is onder meer een toezichtsrapport, gedateerd 17 juni 2016, opgesteld. De bij die controle aanwezige toezichthoudende dierenarts van de NVWA heeft over die controle een veterinaire verklaring, gedateerd 16 juni 2016, opgesteld.

1.5

Op 30 augustus 2016 hebben toezichthouders van de NVWA een controle gehouden op het bedrijf van appellante. Hiervan is onder meer een rapport van bevindingen, gedateerd 10 oktober 2016, opgesteld. De bij die controle aanwezige toezichthoudende dierenarts van de NVWA heeft over die controle een veterinaire verklaring, gedateerd 23 september 2016, opgesteld. Uit het rapport van bevindingen volgt dat op basis van die controle aan appellante vijf overtredingen worden tegengeworpen.

1.6

Op basis van een voorlopige beoordeling, neergelegd in de checklist toepassen randvoorwaarden voor handmatig beoordelen NVWA rapporten 2016 (checklist), heeft verweerder aan appellante bij brief van 13 april 2017 meegedeeld voornemens te zijn een randvoorwaardenkorting van 55% vast te stellen op de aan appellante te verlenen rechtstreekse betalingen voor het jaar 2016.

1.7

Verweerder heeft bij het primaire besluit een randvoorwaardenkorting van 55% vastgesteld op de aan appellante te verlenen rechtstreekse betalingen voor het jaar 2016. Hieraan heeft verweerder overtredingen van appellante ten grondslag gelegd betreffende:

- ‘ eenlingboxen kalveren’, waarbij het gaat om een herhaling en opzet, waarvoor de korting 20% is,

- ‘ register medische zorg’, waarbij het gaat om opzet, waarvoor de korting 3% is,

- ‘ verzorging ziek of gewond dier’, waarbij het gaat om een herhaling en opzet, waarvoor de korting 40% is,

- ‘ identificatiemiddelen runderen’, waarbij het gaat om een herhaling, waarvoor de korting 15% is,

- ‘ staat van huisvesting’, waarbij het gaat om een herhaling, waarvoor de korting 15% is,

- ‘ onnodig lijden door voer of drinken’, waarbij het gaat om een herhaling, waarvoor de korting 15% is,

- ‘ goede verzorging kalveren’, waarvoor de korting 3% is,

- ‘ reinigen en ontsmetten’, waarvoor de korting 3% is,

- ‘ vloeroppervlakte kalveren’, waarvoor de korting 3% is,

- ‘ bescherming buiten gehouden dieren’, waarvoor de korting 3% is,

- ‘ comfortabele en zindelijke ligruimte kalveren’, waarbij het gaat om een herhaling, waarvoor de korting 9% is,

- ‘ voldoende schoon water’, waarbij het gaat om een herhaling, waarvoor de korting 9% is,

- ‘ geschikt voer’, waarbij het gaat om een herhaling, waarvoor de korting 9% is,

- ‘ kennis verzorgers’, waarbij het gaat om een herhaling, waarvoor de korting 9% is, en

- ’ bewegingsvrijheid’, waarbij het gaat om een herhaling, waarvoor de korting 9% is.

2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de vastgestelde randvoorwaardenkorting van 55% gehandhaafd. In dat besluit heeft verweerder uiteengezet dat hij de overtreding betreffende ‘kennis verzorgers’ niet langer als onderdeel van de motivering voor de vastgestelde randvoorwaardenkorting handhaaft, maar dat dit voor het uiteindelijke kortingsbedrag geen verschil maakt. De overige overtredingen heeft verweerder gehandhaafd. In het bestreden besluit staat, voor zover hier van belang, het volgende:

“(…)Verzorging ziek of gewond dierOok is tijdens de controle van 11 februari 2016 geconstateerd dat in stal 8 kalveren werden gehouden. In een kalverenbox lag een kalf (werknummer 7222) met hangende oren. Het dier had een versnelde ademhaling en een vervuilde achterhand door diarree. U, [naam maat van appellante], gaf aan dat het kalf een maand daarvoor was bekeken door de dierenarts, maar dat er onlangs geen dierenarts was geweest voor een vervolgbehandeling of nadere diagnose. Het kalf had een ontsteking aan de linker achterbil. In stal 10 waren meerdere schapen met verdikte knieën. Volgens de NVWA-dierenartsen kwam dit door een tekort aan vitamine D en mineralen. Eén schaap had een ernstig dikke knie. Verder kwam het schaap met werknummer 1172 niet uit zichzelf overeind. Het dier was ernstig vermagerd en had een scherpe rug. Het schaap met werknummer 21818 had een vieze vacht, was mager en kwam moeilijk overeind. Het dier kon de voor- en achterpoten niet belasten. U gaf aan dat het schaap in de sloot had gezeten. In stal 3 (potstal), waar kreupele koeien en koeien die in een mindere conditie verkeren, gehuisvest worden vanuit de grote ligboxenstal (stal 11), bleek de nodige zorg te zijn onthouden aan de aanwezige runderen. In stal 12 liepen in de koppel melkkoeien veel runderen moeilijk, naar inschatting van de inspecteurs circa 40%. Er waren runderen met zowel voor- als achterklauwproblemen, lange klauwen en niet verzorgde klauwen. Ook waren er veel stramme schapen (onder meer in het weiland) met een afwijkende gang, achterstallig klauwonderhoud en zieke schapen. De stramheid werd volgens de aanwezige NVWA-dierenartsen zeer waarschijnlijk veroorzaakt door een gebrek aan vitamine D en mineralen. Een ram was mager en ernstig kreupel en had een ernstig dikke knie. Volgens de NVWA-dierenartsen moest er een praktiserend dierenarts bij dit schaap komen kijken. Verder lag het kalf met werknummer 7196 dood in een groepshok en zijn er op twee verschillende plaatsen resten van kadavers aangetroffen die alle langere tijd in deze percelen lagen en in verre staat van ontbinding waren. Nabij een stuw in de waterlossing dreef een pas geboren lam. De praktiserend dierenarts heeft de zieke dieren op dezelfde dag onderzocht en behandeld.

Tijdens de hercontrole van 20 april 2016 is er opnieuw geconstateerd dat er zieke en kreupele dieren aanwezig waren. In stal 10 liep het schaap met identificatiecode (….) kreupel en in de stallen 3, 11 en 12 waren er meerdere (ernstig) kreupele melkkoeien. Ook waren er zieke koeien aanwezig op uw bedrijf, waarvoor direct een praktiserend dierenarts moest worden ingeschakeld. Het ging daarbij om de runderen met de identificatiecodes (…) (afwijkende rug, zeer kreupel en zeer mager), (…) (bloederige spenen), (…) (kon niet meer staan, rugblessure) en (…) (ontstoken doorlig plekken en mager). In het register stonden geen behandelingen voor deze dieren geregistreerd, terwijl dat wel had gemoeten. Drie runderen zijn geëuthanaseerd en twee zieke dieren zijn in beslag genomen. In totaal zijn er 191 runderen in beslag genomen.

Ook tijdens de controle die op 15 juni 2016 heeft plaatsgevonden, is er geconstateerd dat er meerdere kreupele runderen aanwezig waren. Deze runderen moesten beoordeeld worden door een dierenarts.

Tijdens de controle van 30 augustus 2016 is geconstateerd dat meerdere dieren diergeneeskundige hulp nodig hadden. Er leek niet echt een verbetering te zijn na het in beslag nemen en de teruggave van de runderen. Er waren opnieuw dieren aanwezig waaraan de nodige zorg is onthouden.

Gelet op vorenstaande is er sprake van verzwarende omstandigheden. Een groot aantal dieren krijgt keer op keer niet de zorg die het nodig heeft. De overtreding heeft een structureel karakter, en is zeer ernstig waarbij er bovendien dieren geëuthanaseerd moesten worden, en het betreft in dat opzicht een onomkeerbare overtreding. Niet-nalevingen van deze randvoorwaarde worden keer op keer geconstateerd. Zelfs na de in bewaringname van de dieren zijn er bij een volgend bezoek weer meerdere dieren die diergeneeskundige hulp nodig hadden en dit niet kregen. Het blijft niet beperkt tot een enkele keer, of tot slechts één rund.

(…)

Staat van huisvesting

Tijdens de controle van 11 februari 2016 is geconstateerd dat in stal 10 schapen werden gehuisvest. In de stal lagen kapotte afscheidingsplanken en scherpe delen. In stal 11 lagen kapotte afscheidingsbuizen en losliggende hekwerken bij de melkkoeien. In een weiland met schapen was het toegangshek naar het weiland slecht en ondeugdelijk vastgemaakt. De dieren konden zich hieraan bezeren en/of verwonden.

Tijdens de hercontrole van 20 april 2016 is geconstateerd dat er scherpe delen en scheef loshangende hekwerken aanwezig waren. Er was geen afrastering op het pad naar het weiland, waardoor de runderen zich konden verwonden aan de scherpe betonrand.

Tijdens de controle van 15 juni 2016 waren er scherpe delen aanwezig (stukken glas van een kapot raam in een raamkozijn), waaraan de runderen zich konden verwonden.

(…)

Opzet

(…)Met betrekking tot het niet naleven van de verplichting dieren die ziek of gewond lijken onmiddellijk op passende wijze te verzorgen of een dierenarts te raadplegen, merk ik op dat nadat de dieren op 27 juni 2016 zijn teruggegeven er op 30 augustus 2016 opnieuw een niet-naleving van deze randvoorwaarde is geconstateerd. Een groot aantal dieren krijgt keer op keer niet de zorg die het nodig heeft. Niet-nalevingen van deze randvoorwaarde worden keer op keer geconstateerd. Zelfs na de in bewaringname van de dieren zijn er bij een volgend bezoek weer meerdere dieren die diergeneeskundige hulp nodig hadden en dit niet kregen. Het blijft niet beperkt tot een enkele keer, of tot slechts één rund. Er wordt u dan ook opzet aangerekend door de structurele situatie, de ernst en onomkeerbaarheid in een aantal gevallen en het grote aantal dieren dat ermee gemoeid gaat. Tevens gaat het om het bewust nalaten van een handeling.

(…)

Ook gelet op de in het controlerapport van de NVWA genoemde feiten en omstandigheden in relatie tot de criteria die zijn opgenomen in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB , is er sprake van een opzettelijke niet naleving van genoemde randvoorwaarden. Daaronder valt ook de situatie dat betrokkene het risico op een niet-naleving op de koop toe neemt, hetgeen wordt aangeduid als voorwaardelijk opzet.

(…)

Er is sprake van langdurig bestendig beleid omdat het Besluit houders van dieren, inclusief haar voorganger het Besluit welzijn productiedieren, waarin de verplichtingen staan vermeld, sinds 1999 van kracht is. U heeft niet aangetoond dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet.

De korting bij opzettelijke niet-naleving van een eis of een norm bedraagt in de

regel 20%. Verlaging kan tot niet minder dan 15%, verhoging is mogelijk tot 100%. Aangezien er bij het onderdeel ‘verzorging ziek of gewond dier’, zoals aangegeven sprake is van verzwarende omstandigheden, leg ik u voor dit onderdeel een randvoorwaardenkorting op van 40%. (…)

Herhalingen

Uit artikel 39, vierde lid, van Verordening (EU) nr. 640/2014 volgt dat, indien

herhaalde niet-nalevingen zijn geconstateerd, bij de eerste herhaling het voor de

herhaalde niet-naleving vastgestelde percentage wordt vermenigvuldigd met de

factor drie.

Bij verdere herhalingen wordt de vermenigvuldigingsfactor drie telkens toegepast

op het resultaat van de verlaging die voor de voorgaande herhaling is vastgesteld.

De verlaging bedraagt echter maximaal 15% van het in lid 1 bedoelde totale

bedrag.

(…)

In uw geval is er sprake van herhaalde niet-nalevingen van:

(…)• de verplichting behuizingen en inrichtingen voor de beschutting van een dier zo te ontwerpen, maken en onderhouden dat het dier zich niet kan verwonden. Aangezien de niet-naleving van deze verplichting op 11 februari 2016, 20 april 2016 en 15 juni 2016 is geconstateerd, is er sprake van twee herhalingen. Gelet op artikel 39, vierde lid, van

Verordening (EU) nr. 640/2014 is hier het maximum van l5% van toepassing. (…)

Rekenregels

(…)

Uit artikel 74, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 809/2014 volgt dat bij een herhaalde niet-naleving in combinatie met andere niet-nalevingen, de kortingspercentages worden opgeteld (ook als deze tot hetzelfde randvoorwaardenterrein behoren), tot een maximum van 15%. Uitzondering hierop is wanneer een niet-naleving als opzettelijk is beoordeeld, zoals hier het geval is. In dat geval worden de bepaalde kortingspercentages voor herhaalde niet-nalevingen en opzettelijke niet-nalevingen bij elkaar opgeteld. Bovenstaande resulteert erin dat ik een randvoorwaardenkorting heb opgelegd van (40% + 15% =) 55%.(…)”

3. Appellante komt in beroep onder meer op tegen de overtreding betreffende ‘verzorging ziek of gewond dier’. Appellante bestrijdt dat tijdens de controle van 30 augustus 2016 is geconstateerd dat verscheidene dieren diergeneeskundige hulp nodig hadden en dat aan deze dieren de nodige zorg was onthouden. In het desbetreffende rapport van bevindingen wordt een aantal dieren genoemd in relatie met de verzorging. Het rapport is ten aanzien van die onderdelen ook beoordeeld door de dierenarts van appellante, van wie de schriftelijke bevindingen al bij het bezwaarschrift zijn gevoegd. Koe 4689 stond na de nageboorte twee dagen post partum. Deze koe stond iets te persen, maar had op 29 augustus 2016 al een nageboortecapsule gehad van appellante, terwijl de dierenarts het dier op de dag van de controle zelf nog heeft onderzocht en een nageboortepil heeft ingebracht. Het dier had een temperatuur van 38,6 graden, herkauwde en was klinisch gezond. Bij koe 2490 was een speen gespleten. Dit vindt in de praktijk geregeld plaats door een veehouder zelf bij ernstige mastitis als het kwartier niet meer is te genezen. Die ingreep is vaak levensreddend, omdat de ontsteking dan makkelijker uit de uier kan lopen. Een verdoving van de tepel is uit den boze, in verband met gevaar voor het dier. Er bestaat een grote kans op uitbreiding van de infectie. Appellante stelt dat haar in het verleden is voorgedaan hoe deze techniek gaat en dat binnen het bedrijf voldoende ervaring aanwezig is om deze techniek uit te voeren. Het genezingsproces van koe 2706 met klauwamputatie heeft de dierenarts goed begeleid. Door een dierenarts met meer dan 35 jaar ervaring en appellante is voldoende vaak verband gewisseld en pijnstilling gegeven. Dat de data op de visitebrieven niet helemaal klopten, had te maken met het computersysteem van de dierenarts. Er was kort daarvoor overgeschakeld op een ander programma. De koe is bovendien goed hersteld en is gezond geworden. De conclusie is dat niet kan worden gesteld dat er op 30 augustus 2016, nadat de dieren op 27 juni 2016 waren teruggegeven, opnieuw een niet-naleving van de randvoorwaarde heeft plaatsgehad. Van een structurele situatie en van een bewust nalaten van een handeling kan dan ook niet worden gesproken, zodat verweerder ter zake ten onrechte opzet heeft aangenomen en hiervoor een korting van 40% heeft vastgesteld.

4. Over deze beroepsgrond overweegt het College als volgt.

4.1

Op grond van de artikelen 91, 92 en 93 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (Verordening 1306/2013) dient een landbouwer die rechtstreekse betalingen ontvangt, de in bijlage II genoemde, uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen in acht te nemen. Bijlage II bij Verordening 1306/2013 verwijst naar artikel 4 van Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren. Deze beheerseisen zijn in Nederland onder meer uitgewerkt in artikel 3.1, aanhef en onder a, en bijlage 3, punt 13.6 bij de Uitvoeringsregeling, waarin wordt verwezen naar artikel 1.7, aanhef en onderdeel c, en artikel 2.4, vijfde lid, van het Besluit houders van dieren (het Besluit). Deze bepalingen, in samenhang gelezen, zien op de verplichting dat degene die een dier houdt, ervoor zorg draagt dat een dier dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd en dat wanneer die zorg geen verbetering in de toestand van het dier brengt, zo spoedig mogelijk een dierenarts dient te worden geraadpleegd.

4.2

Als uitgangspunt geldt dat een bestuursorgaan in beginsel mag afgaan op de juistheid van de inhoud van een toezichtsrapport en de daarin vermelde bevindingen. Indien die bevindingen evenwel gemotiveerd worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van het College van 28 augustus 2018, ECLI:NL:CBB:2018:453).

4.3

Wat betreft koe 4689 stelt het College vast dat in het rapport van bevindingen van 10 oktober 2016 staat dat de toezichthouders van de NVWA tijdens de controle op 30 augustus 2016 in het I&R-systeem zagen dat deze koe op 29 augustus 2016 had afgekalfd, dat zij zagen dat de nageboorte uit het geboortekanaal hing en dat deze koe met een ronde rug stond te persen. De dierenarts van de NVWA heeft in de veterinaire verklaring van 23 september 2016 uiteengezet dat de gezondheid van de koe is benadeeld, omdat de koe met ronde rug stond, wat wijst op de aanwezigheid van pijn, dat de nageboorte nog uit het geboortekanaal hing en dat de koe hiervoor geen behandeling had gehad. Voorts heeft de dierenarts van de NVWA daarin opgemerkt dat sprake was van onthouding van de nodige verzorging, omdat de dierhouder al eerder een nageboortecapsule had moeten geven. In hetgeen appellante heeft aangevoerd ziet het College geen grond te twijfelen aan de juistheid van deze bevindingen. Weliswaar stelt appellante zelf een capsule te hebben toegediend, maar zij heeft deze stelling niet onderbouwd, zodat het College reeds daarom daaraan voorbij gaat.

4.4

Wat betreft koe 2490 stelt het College vast dat de dierenarts van de NVWA in de veterinaire verklaring van 23 september 2016 heeft uiteengezet dat zij een rechte snee aan de speen van het kwartier linksvoor zag, en dat zij zag dat de huid van de uier boven dit kwartier op afstand nog iets rood was, hetgeen op een nog aanwezige ontsteking kan wijzen. Niet in geschil is dat appellante de speen zelf heeft opengesneden. Verweerder heeft in zijn verweerschrift onder verwijzing naar de Wet dieren onweersproken uiteengezet dat een dergelijke ingreep door een niet-deskundige (geen dierenarts) zonder verdoving een verboden ingreep betreft.

4.5

Wat betreft koe 2706 stelt het College vast dat in het rapport van bevindingen van

10 oktober 2016 staat dat de toezichthouders van de NVWA tijdens de controle op 30 augustus 2016 zagen dat deze koe tijdens het lopen de rechter achterpoot niet of nauwelijks belastte, dat aan die rechter achterpoot een verband was aangelegd dat ernstig vervuild was door mest en klei, dat wanneer de koe stil stond zij de poot omhoog hield en dat de klauw los van de grond kwam. De dierenarts van de NVWA heeft in de veterinaire verklaring van 23 september 2016 uiteengezet dat de koe de poot herhaaldelijk ophief en zichtbaar pijn had, dat de toestand van de koe na de klauwoperatie van 10 augustus 2016 was ontstaan, dat een klauwoperatie een zeer pijnlijke ingreep is en dat de koe na het uitwerken van de verdoving, afhankelijk van hoe de koe zich toont, nog voor langere tijd pijnstilling toegediend moet krijgen. Voorts heeft de dierenarts van de NVWA in genoemde veterinaire verklaring opgemerkt dat het welzijn van de koe was benadeeld door de onthouding van adequate pijnstilling na de klauwamputatie en dat sprake was van onthouding van de nodige verzorging, omdat de dierhouder na de uitgevoerde klauwamputatie geen contact had opgenomen met de dierenarts voor advies over adequate pijnstilling. In hetgeen appellante heeft aangevoerd ziet het College geen grond te twijfelen aan de juistheid van deze bevindingen.

4.6

Gelet op het voorgaande moet met verweerder worden geoordeeld dat appellante artikel 1.7, aanhef en onderdeel c, in samenhang gelezen met artikel 2. 4, vijfde lid, van het Besluit op 30 augustus 2016 niet heeft nageleefd. Aangezien appellante niet bestrijdt dat zij deze randvoorwaarde eveneens op 11 februari 2016, 20 april 2016 en 15 juni 2016 niet heeft nageleefd, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van herhaalde niet-naleving. Tevens heeft verweerder afdoende gemotiveerd dat en waarom sprake is van opzet met verzwarende omstandigheden en dat op grond van een en ander een korting van 40% is aangewezen.

5. Wat betreft de ‘staat van huisvesting’ bepaalt artikel 1.8, tweede lid, van het Besluit dat behuizingen, waaronder begrepen de vloer, waarin een dier verblijft en inrichtingen voor de beschutting voor een dier op zodanige wijze zijn ontworpen, gebouwd en onderhouden dat bij de dieren geen letsel of pijn wordt veroorzaakt en dat deze geen scherpe randen of uitsteeksels bevatten waaraan het dier zich kan verwonden. Appellante heeft de herhaalde niet-naleving van deze randvoorwaarde in beroep niet bestreden. Het College is van oordeel dat verweerder terecht de herhaalde niet-naleving van artikel 1.8, tweede lid, van het Besluit heeft geconstateerd en dat verweerder ter zake van die herhaalde niet-naleving terecht een korting van 15% heeft vastgesteld.

6. Gezien het voorgaande heeft verweerder terecht een randvoorwaardenkorting vastgesteld van 55% op de aan appellante voor het jaar 2016 te verlenen rechtstreekse betalingen. Hetgeen appellante in beroep heeft aangevoerd over de overtredingen betreffende ‘eenlingboxen kalveren’ en ‘identificatiemiddelen runderen’ behoeft in deze procedure dan ook geen bespreking meer. Voor zover verweerder in het bestreden besluit een standpunt heeft ingenomen over het (herhaaldelijk) overtreden van de daarin genoemde randvoorwaarden en dat standpunt aan nieuwe besluitvorming ten grondslag legt, kan appellante daartegen alsdan een rechtsmiddel aanwenden.

7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Venekamp, mr. H.L. van der Beek en mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van mr. W.M.J.A. Duret, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2019.

w.g. A. Venekamp w.g. W.M.J.A. Duret


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature