E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBDHA:2017:5270
Rechtbank Den Haag, NL16.3841

Inhoudsindicatie:

Eiser is afkomstig uit Algerije en heeft een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. Verweerder heeft gesteld dat Algerije een veilig land van herkomst is. Eiser betwist dit. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:630) waarin is geoordeeld dat verweerder terecht Algerije heeft aangemerkt als veilig land van herkomst. In hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. Uit overweging 5.4 blijkt dat de stelling van eiser dat de Afdeling een onjuist toetsingskader hanteert omdat alleen de “absolute rechten” genoemd in artikel 15 EVRM worden betrokken en niet andere rechten genoemd in het EVRM, zoals bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting, feitelijk onjuist is. De Afdeling betrekt de mensenrechten, zoals de vrijheid van meningsuiting en vrouwenrechten bij de beoordeling, maar komt vervolgens tot de conclusie dat de nog bestaande onvolkomenheden op dat gebied niet leiden tot het oordeel dat Algerije om die reden in het algemeen niet veilig is.

Vervolgens heeft de Afdeling in rechtsoverweging 5.5. overwogen dat uit rechtsoverwegingen 5.3 en 5.4 volgt dat de aanwijzing van Algerije als veilig land van herkomst voldoet aan het bepaalde in artikel 3.105ba, tweede lid, Vb , dat er in Algerije wet- en regelgeving is die vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 EVRM verbiedt, dat die wet- en regelgeving wordt toegepast en dat daadwerkelijk een systeem van rechtsmiddelen beschikbaar is. Verweerder heeft daarom zorgvuldig onderzocht en deugdelijk gemotiveerd dat in Algerije algemeen gezien geen vervolging of behandeling in strijd met artikel 3 EVRM plaatsvindt als bedoeld in artikel 3.37f VV, waardoor de aanwijzing van Algerije als veilig land van herkomst aan de wettelijk voorgeschreven vereisten voldoet. De rechtbank wijst er in dit kader op dat artikel 3.37 f VV nagenoeg letterlijk overeenkomt met de in Bijlage I bij de Procedurerichtlijn opgenomen definitie van het begrip “veilig land van herkomst ”. Dat de Afdeling in de uitspraak van 8 maart 2017 niet afzonderlijk heeft beoordeeld of Algerije kan worden aangemerkt als “democratisch stelsel”, leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank volgt niet eisers standpunt dat de vraag of in een land sprake is van een democratisch stelsel afzonderlijk zou moeten worden getoetst. Het gaat er blijkens artikel 337f, eerste lid, VV immers om of in zo ’n rechtstelsel de rechtsvoorschriften in de praktijk worden toegepast. De rechtbank ziet daarom in hetgeen eiser heeft aangevoerd ook geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van justitie. Verweerder heeft aldus terecht Algerije aangemerkt als veilig land van herkomst.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie